Leefwereld -De omgeving van het kind-

Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst (2016) schrijven over de belevingswereld dat dit het geheel is van sociaal-culturele factoren is. Alles waar een kind mee te maken krijgt vormt de leefwereld van een kind; kennissen, familie, omgeving, religie, cultuur en school. Al deze factoren zijn van invloed op de ontwikkeling van een kind. Je kunt hierbij onderscheid maken tussen etnische verschillen (etnische achtergrond), sociale verschillen (sociale achtergrond en plek in de maatschappij) en culturele verschillen (culturele achtergrond, gaat ook samen met etnische verschillen).

Nu dan over mijn leefwereld. Ik ben negentien jaar en ik woon thuis bij mijn ouders. Mijn ouders zijn niet gescheiden zoals tegenwoordig helaas wel vaak voorkomt. Ik ben opgegroeid in twee dorpen. Ik heb tot mijn tiende jaar in Muntendam gewoond in Groningen, dit was een rustig dorp waar iedereen elkaar wel kende en ik heb hier met veel plezier mijn vroege jeugd doorgebracht. In mijn tiende jaar zijn we verhuisd naar Kropswolde omdat mijn ouders dat huis aan het water (Zuidlaardermeer) mooier vonden. Ik vond het jammer dat we weg gingen want ik had veel vriendjes en vriendinnetjes in Muntendam. Over de jaren zijn deze relaties helaas wel verwaterd. Ik heb in Kropswolde ook een heel nieuw sociaal leven opgebouwd doordat ik in Hoogezand op de middelbare school zat. Ik ben tevreden met hoe ik hier nu leef.

 

Belevingswereld -Hoe beleeft het kind de leefwereld-

Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst (2016) schrijven hierover dat we de wijze waarop ze hun leefwereld ervaren eronder verstaan. Kinderen die in dezelfde leefwereld wonen wat betreft etnische, sociale en culturele achtergronden, kunnen diezelfde leefwereld totaal verschillend ervaren. Een kind creëert dus in feite van de volwassen wereld zijn of haar eigen beleving(-swereld). Elk kind heeft dus een verschillende belevingswereld, ook al zitten ze in dezelfde klas en/of leeftijdsgroep.

In mijn belevingswereld was het heel normaal dat je veel vriendjes en vriendinnetjes hebt. Ik heb op de middelbare school veel ervaring gekregen op sociaal gebied en ik heb gezien wat sociale problemen met mensen kunnen doen, als ze worden buitengesloten bijvoorbeeld. Ik heb zelf geen desbetreffende problemen ondervonden, maar ik heb wel mensen gezien die erg met iets dergelijks zaten. Dit vrat mij vaak op van binnen en ik was vaak op de basis- en middelbare school een van de enige leerlingen die dan contact ging zoeken met het desbetreffende kind. Als je jong bent herken je die problemen niet maar als je ouder wordt ga je die dingen zien en ik ben blij dat ik er ook iets aan probeerde te doen, anders dan helaas veel anderen niet doen/deden.

 

Mijn kleutertijd

 

Fysieke ontwikkeling 

Tijdens mijn kleutertijd heb ik een aantal ontwikkelingen doorgemaakt. Volgens het boek Ontwikkelingspsychologie (Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst, 2016) zijn er op fysiek ontwikkelingsgebied een aantal kenmerken zoals motorieke-, zintuiglijke- en seksuele ontwikkeling (Hooijmaaijers, Stokhof & Verhulst, 2016). Mijn motorieke ontwikkeling en die van veel andere kinderen was dat ik onderscheidend grove en kleine motoriek gebruikte. Grove bij buitenspelen en kleine motoriek bij het met Playmobil spelen bijvoorbeeld. Eigenlijk gaat motoriek niet over andere dingen dan grote en kleine spieren en de bewegingen waarvoor deze worden gebruikt en ontwikkeld. Ook op zintuigelijk gebied was ik aan het ontwikkelen, oftewel ontdekken; ik stopte veel dingen in mijn mond en stopte veel dingen in andere dingen. Dit klinkt raar maar hier zit een leuk verhaal aan vast. Ik heb toen ik een jaar of 4 was een Playmobil-schepje in de videorecorder gestopt alsof het een brievenbus was. Toen mijn vader het niet-meer-werkende apparaat naar de maker bracht kreeg hij even later een envelop met daarin een Playmobil-schepje terug. Ik had geen idee wat ik fout had gedaan natuurlijk want ik was maar vier en ik wist al lang niet meer dat ik dat überhaupt gedaan had. 

 

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Als kleuter ontwikkel je ook op sociaal-emotioneel gebied en ik was geen uitzondering. Een tweetal kenmerken die hierbij horen zijn; identiteitsontwikkeling en emotionele ontwikkeling (Hooijmaaijers et al., 2016). Mijn eigen identiteitsontwikkeling was zeker aanwezig zoals bij veel andere kleuters. Ik zag mezelf als een individu en ging over mezelf nadenken, ook al was het maar zo simpel zoals een kleuter denkt. Je ontwikkelt je eigen karakter en persoon al op deze vroege leeftijd, dit is bepalend voor de rest van mijn leven geweest. Mijn emotionele ontwikkeling bestond uit dat ik mezelf leerde uiten als ik iets niet begreep of ik iets wilde dat ging gebeuren. Ik heb toen leren begrijpen wat het concept 'dood' is omdat mijn konijn overleed toen ik een jaar of vijf was. Toen heb ik geleerd met verdriet en gemis om te gaan. Ik heb gelukkig wel voor het gehele kleuterdeel van mijn jeugd beide opa’s en oma’s gekend, dit was erg fijn en leerzaam. 

 

Cognitieve ontwikkeling

Toen ik een kleuter was ontwikkelde in ook op cognitief gebied, net zoals de meeste kleuters dat doen. Ook hierbij kunnen twee kenmerken genoemd worden; werk- en taakgedrag ontwikkeling en het leren op school (Hooijmaaijers et al., 2016). Veel begrippen snapte ik al als kleuter zoals veel en weinig, dichtbij en ver weg en morgen en vandaag. Maar ik kon natuurlijk nog geen plattegrond maken of klokkijken. Wel heb ik thuis geleerd om een digitale klok te lezen, soort van. Als ik ’s ochtends eerder wakker was dan mijn ouders, dan mocht ik ze pas wakker maken als het cijfer links van de dubbele punt een 7 was. Anders stond ik soms al wel om kwart over zes bij hun bed en dan moest ik dus wachten, dan ging ik wel eens naast hun bed liggen op de lekkere vloerbekleding of ik klom bij ze in bed. Op school leerde ik getallen te herkennen en onthouden, ik leerde tot tien tellen en ik leerde het alfabet. Dit werd mij en mijn klasgenootjes allemaal spelenderwijs geleerd. Deze methode was effectief. Volgens www.onderwijsexpertise.nl (jaar onbekend) zijn de benodigdheden die peuters en kleuters nodig hebben om te leren de volgende twee:

  • Een speelleeromgeving die het jonge kind prikkelt in hun nieuwsgierigheid en uitdaagt met een grote hoeveelheid spelmaterialen.
  • Een professioneel als leerkracht die aansluit bij de spelvormen van kinderen en observeert waar de kansen liggen om de kinderen verder te krijgen in hun ontwikkeling.

 

 

Mijn tijd van 6 tot 9 jaar

 

Fysieke ontwikkeling

Mijn fysieke ontwikkeling van zes tot negen jaar kan worden bekeken met twee kenmerken; evenwichtsontwikkeling en oog-handontwikkeling (Hooijmaaijers et al., 2016). Hooijmaaijers et al. (2016) schrijven daarover dat evenwichtsontwikkeling in houdt dat je normaal op een stoel leert zitten. Maar ook heb ik leren fietsen, eerst met en later zonder zijwieltjes. Ook houdt het in dat ik normaal in een rechte lijn leerde rennen en sprinten op het schoolplein bijvoorbeeld. Kinderen onder deze leeftijd hebben dit allemaal nog niet ontwikkeld en vallen vaak om op willekeurige en soms wel stomme maar grappige momenten en manieren. Oog-handcoördinatie wordt ontwikkeld omdat je in groep 3 georganiseerd leert schrijven. Je leert taal en spelling en je maakt dictees. Hooijmaaijers et al. (2016) schrijven hierover dat er een aantal deelvaardigheden zijn die kinderen van 6 tot 9 jaar nodig hebben om goed te leren lezen en schrijven; visuele identificatie (letters worden herkend), visuele discriminatie (kleine verschillen in letters waarnemen, zoals bij de v en w), visuele analyse (woorden in stukjes hakken) en visuele synthese (letter snel samenvoegen tot een woord). Ik heb dit net als veel andere kinderen op deze manier ontwikkeld. Ook ontwikkelde ik mijn coördinatie omdat ik kleiner speelgoed kreeg om mee te spelen zoals LEGO en K’nex. Hier heb ik dagen mee vol gespeeld bij mijn opa's en oma's en ook zeker thuis. Ik nam vaak bakken vol met speelgoed mee ondanks dat beide paren opa en oma genoeg speelgoed thuis hadden. 

 

Sociaal-emotionele ontwikkeling

In deze jaren tussen 6 en 9 zijn er een aantal kenmerken binnen de sociaal-emotionele ontwikkeling te behandelen. Deze kenmerken zijn moraliteitsontwikkeling en het zelfbewustzijn ontwikkelen  (Hooijmaaijers et al., 2016). Bij moraliteitsontwikkeling leert een kind in zo goed als alle gevallen goed en kwaad onderscheiden en leert het kind ook te bedenken wat een ander ervan zal vinden als hij of zij iets doet of zegt (Hooijmaaijers et al., 2016). Ik kan een voorbeeld noemen van mijn moraliteitsontwikkeling want dit heeft altijd in mijn herinneringen opgeslagen gelegen. Ik was met mijn vriendjes wat kattenkwaad aan het uithalen in het dorpje Muntendam waar ik vroeger woonde, we waren aan het deurtje bellen. Ikzelf en mijn vriendjes vonden dit altijd heel spannend en we hadden zelfs walkie-talkies mee om het ‘professioneel’ te laten lijken. Echter deden we dit alleen bij huizen waarvan we wisten dat die mensen niet een beperking hadden of bejaard waren. Ik en mijn vriendjes konden dit niet maken vonden wij en we hebben ons hier altijd aan gehouden. Het gevoel van zelfbewustzijn ontwikkelen bestaat uit jezelf vragen stellen zoals; ‘Wie ben ik?’ of ‘Wat kan ik?’. Op deze leeftijden ben je daar mee bezig en leer je ook al dingen ontdekken wat je wel en niet kan (moreel en niet-moreel gezien). Veel kinderen zitten op deze leeftijd wel bij een sport- of scoutingvereniging. (Hooijmaaijers et al., 2016) In mijn geval zat ik op tennis op deze leeftijd, ik vond het eerst wel leuk en ik had ook wel redelijk talend maar uiteindelijk stopte degene waarmee ik altijd samen ging en toen vond ik het toch niet leuk genoeg meer en stopte ik zelf ook ongeveer een jaar later. Het stellen van de vragen en jezelf ontdekken stopt niet de komende jaren hierna. 

 

Cognitieve ontwikkeling

Tijdens mijn zes-tot-negen-jaren ben ik ook op cognitief gebied ontwikkeld. Op dit gebied kunnen twee kenmerken genoemd worden; het concreet leren denken en het lees-/schrijf-/rekenvaardigheden ontwikkelen (Hooijmaaijers et al., 2016). Concreet leren denken betekent dat je minder vaak plaatjes nodig hebt om iets te leren begrijpen. Het gebruiken van fantasie wordt minder op school en in het dagelijks leven in het algemeen. (Hooijmaaijers et al., 2016) In mijn geval was dit echter niet zo. Ik heb zelfs tot aan de brugklas van de middelbare school heel veel fantasie gehad en heb ook tot dat moment met speelgoed gespeeld in de woonkamer thuis, en soldaatje rondom het huis en in bossen in de buurt. Toch heb ik nooit moeite gehad met het concreet leren denken.

Mijn lees-/schrijf-/rekenvaardigheden hebben in deze jaren een grote vooruitgang geboekt. Ik heb in deze tijd goed methodisch (aan elkaar) leren schrijven, de tafels van rekenen zijn in mijn hoofd gestampt (‘geautomatiseerd’ in formele termen) en ook leerde ik boekjes zonder plaatjes lezen. Dit alles ging vrij makkelijk voor mij. 

 

 

Mijn tijd van 9 tot 12 jaar

 

Fysieke ontwikkeling

In deze leeftijd komen als eerste meisjes in de pubertijd maar vanaf een jaar of elf komen ook jongens in de pubertijd. (Hooijmaaijers et al., 2016) Ik ging meer met meisjes bezig zijn en ik keek meer naar volwassen vrouwen die ik aantrekkelijk vond en ook begon bijvoorbeeld lichaamsbeharing zich te ontwikkelen en het bijbehorende puberale gedrag tegenover mijn ouders. In deze tijd zijn er twee kenmerken te onderscheiden: seksuele ontwikkeling die ik eerder behandeld heb in dit deel, maar ook een snelle groei (Hooijmaaijers et al., 2016). De snelle groei kan de daadwerkelijke groei inhouden van je lengte en de breedte van je schouders, maar het kan ook de groei van lichaamsbeharing betekenen. Ik weet nog van die tijd dat ik niet veel bezig was met mijn letterlijke lichaamsgroei maar meer met seksuele ontwikkelingen. Ik denk dat de meeste beginnend puberende jongens zo denken en bezig zijn met zichzelf. 

 

Cognitieve ontwikkeling

Toen ik in deze leeftijd zat vonden er grote ontwikkelingen en veranderingen plaats op cognitief gebied. Ik heb mijn basisschool afgerond door een Cito-toets te maken en ik ben begonnen aan mijn middelbare school carrière. Twee kenmerken die bij cognitieve ontwikkeling in deze tijd horen zijn: abstract leren denken en het lezen/schrijven optimaliseren (Hooijmaaijers et al., 2016). Het abstract denken houdt in dat je als kind helemaal geen afbeeldingen meer nodig hebt om iets te leren. Je gebruikt geen fantasie meer en als je een beelddenker bent zoals ik dan denk je letterlijk de dingen zoals ze geschreven staan in je ongeïllustreerde lesboek. (Hooijmaaijers et al., 2016) Ik kan me nog herinneren dat ik dit lastig vond om te doen omdat ik informatieve boeken en vakken heel interessant vond zoals aardrijkskunde en geschiedenis. Maar hoe kan je die vakken geven en boeken lezen zonder afbeeldingen en filmpjes? Klopt, dat kan niet. Mijn middelbare school en de bovenbouw van de basisschool hebben er niet per se voor gezorgd dat ik volledig abstract leerde denken. Ook tijdens deze leeftijd leer je het schrijven en lezen te optimaliseren, je moet een bepaald niveau in beide hebben om naar de middelbare school te mogen want daar kan het wel degelijk vaak lastig zijn wat je allemaal voorgeschoteld krijgt. Ik heb destijds ruim voldoende op mijn Cito-toets gehaald zodat ik naar de havo kon op het voortgezet onderwijs. Mijn ontwikkeling op lees- en schrijfgebied waren dus voldoende. Echter heb ik wel na groep 7, toen ik verhuisd ben en naar een andere basisschool ging, weer los leren schrijven. Dus dat is ook een interessante ontwikkeling.

 

Sociaal-emotionele ontwikkeling

In deze leeftijd zijn twee sociaal-emotionele ontwikkelingskenmerken te onderscheiden, namelijk de behoefte aan zelfstandigheid en het spiegelen van leeftijdsgenoten (Hooijmaaijers et al., 2016) Iedere puber heeft een grote behoefte aan zelfstandigheid en zet zich af tegen zijn of haar ouders. Ik was niet anders, er was vaak onenigheid over kleine dingen bij mij thuis. Bij anderen was dit niet anders voor zover ik weet. Ik wilde graag geloven dat ik mijn ouders niet meer nodig had en zonderde mezelf vaak af van hen en was zo vaak mogelijk met mijn vrienden. Later in de pubertijd ben ik gaan inzien dat dit niet goed was en nu heb ik een betere band met mijn beide ouders dan toen ik een jaar of veertien was bijvoorbeeld. Ook het spiegelen van leeftijdsgenoten komt vaak voor. Dan doet een puber zijn of haar uiterste best om ‘erbij te horen’. (Hooijmaaijers et al., 2016) Dit komt heel vaak voor en zo ontstaan wel veel vriendengroepen op de middelbare school. Ik heb zelf nooit echt meegedaan aan dit soort gedrag, ik was niet onderdeel van de populaire groep maar ik kende wel veel mensen en veel mensen kenden mij. Ik had veel vrienden gemaakt doordat ik mezelf was en niet deed alsof. Ik ben altijd blij geweest dat het op deze manier ging en dat ik dus makkelijk sociale contacten legde. Verder schrijven Hooijmaaijers et al. (2016) over het spiegelen dat er een toegenomen vermogen tot zelfreflectie (deïdentificatie) ontstaat. Het kind kan dan zichzelf dan zichzelf onderscheiden van de andere kinderen in de groep/gezin/rol van de leerkracht. Dit heb ik ook doorgemaakt omdat ik in de hogere klassen van de basisschool wel eens uit de klas ben gestuurd. Dat kwam dan omdat ik te veel aan het kletsen was. Op den door kreeg ik door, als ik op de gang zat, dat ik duidelijk los stond van de klas en leerkracht. Dat gevoel was dan niet eens echt op sociaal gebied want ik had genoeg vriendjes en vriendinnetjes, maar meer op emotioneel niveau.

Maak jouw eigen website met JouwWeb